1. Uitkeringen worden aan degene die een pensioen krachtens de wetgeving van één of meer lidstaten ontvangt, uitbetaald door het bevoegde orgaan van de lidstaat waar zich het bevoegde orgaan bevindt dat verantwoordelijk is voor de kosten van verstrekkingen die aan de pensioengerechtigde in de lidstaat van zijn woonplaats worden verleend. Artikel 21 is van overeenkomstige toepassing.
2. Lid 1 is ook van toepassing op de gezinsleden van een pensioengerechtigde.